Het stuk van Jort Kelder (Opinie&Debat, 9 februari) bevat drie denkfouten, die illustreren hoezeer de „journalist en tv-maker” zichzelf kritiekloos de denkwereld van de Quote 500 heeft eigengemaakt en daardoor het contact met de rest van de samenleving verloren heeft.
Omdat Van Olphen eerst anderhalf miljoen euro verdiende, heet een half miljoen euro een prijzenswaardig groot offer. In de ogen van normale burgers is een jaarsalaris van anderhalf miljoen voor een bancaire kantoorklerk zonder enig persoonlijk ondernemersrisico dermate absurd dat dit voor de bezoldiging van een ambtenaar überhaupt geen criterium kan zijn.
Boze belastingbetalers hebben wel degelijk het recht om bonussen voor wanbeleid te bekritiseren als zij voor de gevolgen van „verkeerd uitgepakte beslissingen die een particulier bedrijf nam” moeten opdraaien. Wat Kelder in feite bepleit, is het recht voor de Quote 500 op een loterij zonder nieten. Als het goed gaat, betekent dat voor de topman kassa. Als het slecht gaat, gaat de topman vrijuit. Zoals Marx al de essentie van dit graaikapitalisme formuleerde: privatisering van de winsten, socialisering van de verliezen.
Omdat Van Keulen in 2006 Topman van het Jaar was, zou kritiek nu gratuit zijn. De verkapte suggestie luidt dat wij dus met zijn allen daarop aanspreekbaar zijn – alsof Van Keulen via de stembus door tien miljoen Nederlanders tot Topman gekozen is. Deze opgeblazen titulatuur is echter afkomstig uit het kleine oldboysnetworkkringetje van directeuren, commissarissen en hun journalistieke slippendragers die vooral elkaar geweldig vinden, daaraan het recht meenden te ontlenen een greep in de bedrijfskas te doen en nu het misgelopen is daarvoor iedereen moreel verantwoordelijk pogen te maken.
Thomas von der Dunk
Amsterdam
Geen opmerkingen:
Een reactie posten